top of page

Tweelingvader met flinke kater

Het is alweer zo’n kleine twee jaar geleden dat ik Mega Mindy begroef achter het tuinhuisje en nog veel langer dat Geer en Goor in de GFT container eindigden. Nee, je leest geen blog over moordbekentenissen of mijn voor- of afkeur voor superheldinnen in strakke pakjes of mannen in glitterpakjes. De eerste zin waren mijn laatste ervaringen als huisdierbezitter.

Mega Mindy (ja, ík koos de namen) was de moeilijk opvoedbare rode poes die na een stuk of wat konijnen en cavia’s door mijn dieren liefhebbende vrouw Monique het huis binnen werd gebracht. En toen dat beestje (een natuurlijke dood) stierf snapte zelfs mijn vrouw dat een nieuwe kat met Jippe en tweeling Jelte en Jurre in huis gewoon echt niet handig zou zijn. Er werd toen plechtig gezworen nooit meer een dier in huis te nemen. En al die tijd voelde dat heerlijk. Zeker op momenten dat buren door flinke regenbuien honden uitlieten, leerlingen in mijn klas vertelden over weggevlogen kanaries of we op bezoek waren bij het huis vol beesten van de zus van Monique (ja, het zit in de familie). Vooral de blik van mijn schoonbroer als de hond tegen het been van een oma aanreed, de kat een haarbal neerlegde tegen de nieuwe Mercedes of dochterlief de hamster even op de plavuizen liet stuiteren liet me stiekem grinniken.

Tot vorige week diezelfde schoonbroer ineens toch wel ineens heel allergisch bleek voor hun kat Lieke. Zenuwachtig begon ik al Chinese restaurants of heel lief asiel in de buurt te zoeken. Ik herinnerde mijn vrouw aan allerlei argumenten waarom een kat nu écht niet handig was (tweeling, overal haren, geen tijd, zielig voor de kat, nagels in benen, handen, armen of erger) maar het mocht niet baten… Mijn schoonbroer stond waarschijnlijk met de rest van de muizen op tafel te dansen toen kat Lieke met al haar spullen bij ons afgezet werd. Als tweelingvader ben ik wat betreft spullen best wel wat gewend. Maar een kat neemt evenveel spullen mee als een tweeling op vakantie. Uit de Mercedes werden krabpalen, mandjes, seniorenvoer, bakjes, speeltjes, snoepjes, stokjes en kattenbakken geladen.

En nu is het zover… Ik deel mijn bank op het moment dat ik dit stukje tik met een elfjarige poes naast me op een bank vol kattenharen. En de tweeling? Die vindt het geweldig. Hoewel de meningen nog wat verdeeld zijn over welk beest nu bij ons woont ‘poesj, poesj, poesj!’ ‘Muis!’

En zelf blijf ik ook de rustige, begripvolle echtgenoot, tweelingvader en zwager, gek op katten. Nee, grapje. Op de allereerste dag (waarop Lieke nog in de woonkamer moest blijven. Geen idee waarom, maar ik vermoed om haar hele vacht op speelgoed en de bank goed in te wrijven) kwam ik aan het begin van de avond met Jippe, Jelte en Jurre thuis. Ik laadde de drie mannen uit de auto en merkte dat Lieke niet in de woonkamer was. Vijf minuten roepen en zoeken onder alle banken, kasten en kieren later bedacht ik me dat de kat mogelijk boven ergens zou kunnen zijn. Daar bleek ze inderdaad in één van de bedjes te liggen, waarna ik me bedacht dat de kinderen nu dus alleen beneden waren. Beneden aangekomen zag ik Jurre nog net met zijn broek op de enkels (waarom?) over de oprit naar de stoep rennen. Daar aangekomen had ik mooi zicht op de voorruit waarachter Jelte twee oren van een chocolade paashaas stond af te bijten en Jippe stond te huilen omdat hij enorme honger had. Op weg naar binnen besefte ik dat de voordeur open stond. Daardoor moest ik met Jurre onder een arm richting die deur sprinten om te voorkomen dat de poes op de eerste dag al zou ontsnappen. Dat gebeurde gelukkig niet, omdat Jelte een rennende vader grappig vond en de deur voor mijn neus hard dichtsloeg. Eenmaal weer binnen gelaten door een nog steeds om eten krijsende kleuter, startte ik met koken. In mijn ooghoek zag ik Jurre goedbedoeld met de drinkbak achter de poes aanrennen (‘poes, poes’), Jelte een kijkje in de kattenbak nemen (‘muis, muis’) en Jippe proberen het gestresste beest te aaien (‘whaaaa, ze wilt me krabben). Alles wat nog in mijn leven ontbrak was een kat, maar mijn vrouw is er dolgelukkig mee.

En ik? Ik denk aan mijn vrolijke katloze schoonbroer. Voor mij is alleen dat beeld al genoeg voor een flinke kater op de bank naast die zwarte poes.

Wordt vervolgd?

Chronisch vermoeide, overbezorgde, super trotse tweelingvader Jeroen Meens

Recent Posts
Archive
bottom of page